Stephan Enter in Bologna

door H. van der Heide / 16 september 2014

Op vrijdag 12 september was de schrijver Stephan Enter in Bologna, waar hij in gezelschap van Jonathan Mastellari, Marco Prandoni, Herman van der Heide en tolk/vertaler Daniele van der Heide zijn roman Grip, recent in het italiaans vertaald, presenteerde. Het was een geslaagde ontmoeting die plaatsvond in de boekhandel Ambasciatori in aanwezigheid van een geïnteresseerd publiek.

 

 
 
De roman Grip
In de laatste aflevering van het Nederlandse TV-programma Zomergasten van 24 augustus j.l. getuigde de Belgische schrijver David Van Reybrouck van zijn passie voor het bergbeklimmen. Het trage, intense en weloverwogen bewegen van de klimmer lokt de vergelijking uit met de activiteit van de schrijver. GRIP, de titel van de roman van Stephan Enter, verwijst in eerste instantie naar het idioom van de alpinisten, maar duidt een breed, metaforisch veld aan dat ten volle door de schrijver wordt uitgebuit. De personages, in het midden van hun leven, proberen greep te krijgen op het bestaan. Het kwartet dat in hun studententijd naar Noorwegen reisde om bergen te beklimmen bestaat uit drie mannen en een vrouw, die elkaar na twintig jaar weer zullen zien. In de vier delen van het boek berusten perspectief en focalisatie wisselend bij de drie mannelijke personages. Het vrouwelijk perspectief wordt de lezer onthouden, waardoor haar gezichtspunt een mysterie blijft en haar rol het karakter van muze en sibille krijgt. (haar naam 'Lotte' moet mischien symbolisch opgevat worden, zij lijkt het (nood)lot van alle personages te kunnen beinvloeden). De roman pendelt tussen heden en verleden en is voortdurend op reis. De ruimte is die van de metaforische windroos en past geheel in de moderne thematiek zoals die op de recente, eerste bijeenkomst van MediterraNed, Noord-Zuid, aan de orde is gekomen. Het sublieme, tijdloze Noorden tegenover het hectische en vluchtige bestaan van het nu van de ouder wordende personages. (het boek begint op het station Brussel-Zuid). De reis voert naar het Westen, naar Wales, waar één van de mannen, Martin, inmiddels getrouwd met Lotte en vader van het meisje Fiona, is neergestreken na een carriere als universitair docent in de Verenigde Staten. Vincent en Paul zijn tegenpolen (je bent geneigd te denken aan Vincent van Gogh en Paul Gauguin, maar dat zal wel toeval zijn. Bestaat het toeval?), en zij ontmoeten elkaar op de eerste pagina van het boek op het station van Brussel. Vincent komt uit Tokyo (het Oosten!), waar hij een loopbaan als weerdeskundige heeft, en Paul, de enige die in Nederland is blijven plakken, uit Rotterdam. 

De eerste zin presenteert Vincent door de ogen van Paul als een god: "God, daar was hij dus.",een uiterst ambigüe uitroep die de toon zet voor het contrast tussen de goddelijke en tijdloze perfectie van de bergen waarmee de jonge Vincent wordt geässocieerd en de realistische en optimistische Paul, die in het laagland van oorsprong is gebleven. Hun discussie over de tijd neemt een belangrijke plaats in het eerste hoofdstuk. Tijd vindt plaats in een trein die van station naar station, door tunnels en steden naar de eindbestemming reist, waar een ontknoping wordt gesuggereerd. De laatste blik is op Lotte, die nooit aan het woord is geweest. 'God' is het eerste woord van de roman; het laatste woord is 'Lotte'.