Giorgio Faggin, Melopee. Siet poets neerlandês, bezorgd door Marco Prandoni en Gabriele Zanello
door M. Prandoni / 29 september 2014
Ladinisch en Friulaans zijn twee verwante Reto-Romaanse talen. Het Friulaans, gesproken in de Italiaanse regio Friuli-Venezia Giulia door ongeveer 700.000 mensen, heeft een bloeiende literaire traditie, vergelijkbaar met die van het Fries. In de twintigste eeuw was het vooral de poëzie die, na P.P. Pasolini, een grote vlucht nam. Twee belangrijke namen van de hedendaagse Italiaanse poëzie, Ida Vallerugo en Pierluigi Cappello, beschouwen zichzelf in de eerste plaats als Friulaanse dichters. Belangrijk thema in veel Friulaanstalige poëzie is de zoektocht van de lyrische ik naar houvast in de contemporaine globaliseerde wereld, na de plotselinge instorting van de traditionale agrarische samenleving met zijn waarden en mythes na de aardbeving in 1976.
Giorgio Faggin, oud-docent Nederlands in Triëst en Padua, is een bekende neerlandicus (kunsthistoricus, vertaler) én friulanist. In de loop der jaren heeft hij veel moderne Nederlandstalige poëzie naar het Friulaans vertaald: van P.C. Boutens, Karel van de Woestijne, Jan van Nijlen, Paul van Ostaijen, Hendrik de Vries, Gerrit Achterberg en Hans Faverey. In het najaar worden die los verschenen vertalingen gebundeld in een bloemlezing – Melopee, genoemd naar Van Ostaijens bekendste gedicht – die onder auspiciën van de Società Filologica Friulana verschijnt. Zo kan de lezer nu beschikken over een polyfonie van Vlaamse en Nederlandse stemmen – van het symbolisme uit het fin-de-siècle tot aan het twintigste-eeuwse autonome dichterschap – in het Friulaans.
Nog meer dan het geval is bij zijn vertalingen naar het Italiaans heeft Giorgio Faggin een herschepping nagestreefd van de oorspronkelijke gedichten in vormvaste vertalingen. Het Friulaans blijkt zich bovendien wonderwel te lenen voor het nabootsen van klankeffecten en het fonisch-ritmisch oproepen van een bepaalde sfeer, zoals in het volgende fragment uit Boutens' gedicht Liefdesuur:
Hoe laat is 't aan den tijd?
Het is de blanke dageraad:
De diepe weî waar nog geen maaier gaat,
Staat van bedauwde bloemen wit en geel;
De zilvren stroom leidt als een zuivre straat
Weg in het nevellicht azuur;
En morgens zingend hart, de leeuwrik, slaat
Uit zijn verdwaasde keel
Wijsheid die geen betracht en elk verstaat,
Vreugd zonder maat,
Vreugd zonder duur...
Hoe laat is 't aan den tijd?
't ls liefdes uur.
Ce timp vìno cumò?
A è l'albe imbarlumide:
te taviele che inmò no viôd setôrs
a son i flôrs smarîts moj di rosade;
il flum d'arint al è une limpie strade
ch'a mene al orizont dut fumatôs;
e il rusignûl, cûr de buinore, al zorne
cu la gose gloriose
'ne saviece ch'o sai ma no le vîv,
ğhonde dismisurade,
ğhonde cence durade...
Ce timp vìno cumò?
Al è il timp dal amôr.
De verwachte bundel wordt op 2 oktober 2014 in Cormòns (Gorizia) alvast feestelijk gepresenteerd, tijdens het zesde Colloquium Retoromanistich, een internationale bijeenkomst over Reto-Romaanse talen en culturen.