Kleinoden. Naar aanleiding van het eerste prozamanuscript van de dichter Sacha Blé

door S. Blé / 15 januari 2018

Sinds ik schrijf, sinds dus zowat 20 jaar, herlees ik af en toe boeken die ik zelf had willen schrijven. Het zijn meestal slankere werkjes, geschreven volgens mij met een immens vakmanschap en een verbluffende intensiteit. Kleinoden zijn het, vaak niet meer dan 150 bladzijden dik, die geen overdaad verdragen in taal en zegging.

Ik noem hier Siddhartha van Herman Hesse, De trousse van Leo Pleysier, Kroniek van een aangekondigde dood van Gabriel García Márquez, De oude man en de zee van Ernest Hemingway, Zijde van Alessandro Barrico en Moedergetijden van Erwin Mortier. Van elk boek dat ik zelf uitbreng en nog wil uitbrengen, hetzij een dichtbundel, hetzij een prozawerk, wil ik dat het een vergelijkbare gooi is naar die bundeling van universaliteit en anekdotiek, naar die toon, kracht en wereld. Ik hoop een oeuvre te schrijven dat in zijn samenhang en in zijn delen diezelfde kracht en rust uitstraat. Als van een oude, ongenaakbare rivier.

Mijn eerste prozamanuscript heet Stilleven met sinaasappelboom. In mijn dunne boek woont een veertigjarige ik-verteller met vrouw en zonen sinds twee jaar in Spanje, aan de kust, ten zuiden van Valencia. Hij is er toevallig heen verhuisd op de dag dat er twaalf Vlaamse scholieren het leven lieten op een skibaan in het Noord-Spaanse Béjar. Naar aanleiding van een krantenartikel van zijn hand over omgaan met ondraaglijk lijden, wordt hij door de ouders van die verongelukte tieners gevraagd om een idee aan te leveren voor een monument voor hun kinderen, dat kan geplaatst worden op de plaats van de ski-ramp.
De vertelling ontrolt zich op één dag, nl. op een nieuwjaarsdag in deze eeuw. In de voorbije week is het monument voor de kinderdoden officieel ingehuldigd te Béjar, enkele weken eerder is schrijver Paul de Wispelaere ten grave gedragen in Vlaanderen. Er gebeurt iets zeer onverwachts aan het monument, waardoor de verteller op slag wereldberoemd zou kunnen worden. Het is het ogenblik voor de vader van de ik-verteller om zijn zoon na lange tijd opnieuw te contacteren.
De protagonisten zijn de verteller, zijn vrouw Ilse en hun twee zonen, samen met hun vriendinnen Bene en Paula en de negentigjarige non Brigitte. Het verhaal is fictief, alhoewel het anderzijds heel concreet gesitueerd wordt na het overlijden van Paul de Wispelaere (december 2016). De kern van de zegging is verlangen, verlangen naar communicatie, schoonheid, troost en spiritualiteit. De structuur van het boek volgt in essentie het verloop van de nieuwjaarsdag van de ik-verteller. Tussenin wordt door de ik-verteller teruggeblikt naar cruciale, vroegere nieuwjaren en i.h.b. naar de autorit naar Béjar van exact één jaar geleden. Met vrouw, kinderen en zuster Brigitte.

Ik verzamelde enige info over mezelf op www.sachable.be. Talrijke gedichten werden voorgepubliceerd in diverse (literaire) tijdschriften, bloemlezingen en op literaire websites. Ik probeer om elk jaar enige tijd in Spanje door te brengen, i.h.b. in Extremadura. Leven in Vlaanderen ervaar ik deels als een spijtige nederlaag.

Balegem, 15.1.2018.